Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud
Faculteit der Letteren

Faculteit der Letteren

José Sanders, decaan

‘We willen meer samenwerken om de rijkdom van taal, communicatie en cultuur te verbinden met andere faculteiten’

José Sanders werd decaan in de tijd dat de coronamaatregelen net weer versoepelden. “In de tijd daarvoor was veel aanpassingswerk verricht. De Letterenfaculteit heeft onderwijsassistenten aangesteld, uitstel-aanvragen van PhD-studenten gehonoreerd en docenten gestimuleerd om handreikingen te doen aan thuisstuderende studenten: er is echt aandacht aan besteed. De vorige decaan heeft daar duidelijk veel oog voor gehad. Vanaf mijn start in februari 2022 konden we heel snel terug naar normaal gaan. De didactische opvatting in onze faculteit was en is dat wetenschappelijk onderwijs in de context van ontmoeting moet plaatsvinden: leren van elkaar. Door corona was dat besef natuurlijk wat minder geworden, dus daar moeten we nu alert op zijn.”

Door na corona

De coronatijd heeft nog steeds invloed. “Het onderzoek is doorgegaan, de colleges zijn doorgegaan, maar tegelijkertijd merk je dat sommige dingen zijn opgeschoven. Zaken waar we nog een keer goed naar moesten kijken, dingen die eigenlijk vernieuwd moesten worden. Je zit tijdens zo’n lockdown toch in een soort overlevingsmodus, ook omdat het veel energie kost om het technisch en organisatorisch mogelijk te maken om alle kernprocessen online te laten doorgaan.

Bij Letteren hebben we veel mensen die onderzoek uit digitale of gedrukte bronnen doen, dat kan op zich best goed vanuit huis. Andere medewerkers doen bijvoorbeeld taalpsychologisch onderzoek naar verwerving van taal, of naar de effecten van communicatie. Deze mensen hebben faciliteiten nodig die soms alleen in het lab aanwezig zijn. Voor hen was de lockdown een enorme hindernis. Maar in het algemeen is gebleken dat vrijwel iedereen behoorlijk veel activiteiten kan verrichten vanachter de computer thuis. Dan gaan mensen zich soms afvragen: hoeveel moeten we terug het kantoor, het cursuslokaal, het lab in? De aanwezigheid op de campus hangt dus vooral sterk af van de behoefte van studenten en docenten om elkaar te zien.”

En die behoefte is er wel degelijk, merkt Sanders. “Ik hoorde in de eerste helft van 2022 bij studenten en docenten vooral opluchting dat we weer ‘gewoon’ kunnen doen. Dat is de overheersende emotie: gelukkig dat het weer kan, we hebben er zin in. Studenten moeten soms wel wennen aan het idee dat ze echt op de campus worden verwacht, nu gebleken is dat het logistiek gezien anders kan. ‘Kan dat niet online worden gezet?’ is dan de vraag. Maar dat is strijdig met onze opvatting van wat een on-site opleiding is. Aan de andere kant is het uiteraard handig dat er nu een alternatief achter de hand is bij overmacht. Zo kunnen we bij een ov-staking snel teruggrijpen op het online-model.”

'Talen en culturen zijn een belangrijk element voor de hele universiteit'

Onderwijs

Een hoogtepunt bij Letteren het afgelopen jaar was de Week van de Talen in mei, zegt Sanders. In dat kader organiseerden we Nijmegen Taalhoofdstad, om aan iedereen te laten zien hoe belangrijk taal en cultuur zijn. Voor ons, maar ook breder, voor de hele universiteit. Er is in die week een eredoctoraat uitgereikt aan de schrijver Adriaan van Dis, vanwege zijn verdienste voor de meertaligheid, interculturaliteit en verdraagzaamheid. Hij hield een aanvaardingsspeech over het belang van het begrip van elkaars taal en cultuur, die grote indruk heeft gemaakt.”

Wat het onderwijs betreft ligt de uitdaging er volgens Sanders in om taal- en cultuuropleidingen blijvend te verduurzamen. “Sommige opleidingen trekken te weinig studenten om te zeggen: dat gaan we nog tien tot twintig jaar zo doen. Daar moeten we iets ondernemen. Het is belangrijk om vast te stellen dat dit zeker niet aan de opleidingen zelf ligt: die zijn uitstekend. We hebben te maken met een maatschappelijk fenomeen dat niet alleen aan onze universiteit speelt, en dat ook te maken heeft met ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs. Terwijl bijvoorbeeld het Duitse bedrijfsleven heel graag zou zien dat wij meer mensen afleveren die het Duits beheersen. En het onderwijs zit te springen om leraren Frans en andere schooltalen.

Alle Letterenfaculteiten gezamenlijk zijn nu bezig met een groeifonds-aanvraag, zodat we het belang van taalbeheersing en meertaligheid kunnen benadrukken. We willen meer samenwerken om de talenrijkdom te verbinden met de enorm toegenomen mogelijkheden van taal- en spraaktechnologie. Daar liggen grote uitdagingen.”

Als het aan Sanders ligt zou de Letterenfaculteit een grotere maatschappelijke rol kunnen spelen. “We zouden in onderwijs en onderzoek nog meer kunnen inspelen op identiteit, interculturaliteit en inclusie, beter duidelijk maken dat we de maatschappij daarover veel te vertellen hebben. Dan gaat het bijvoorbeeld over omgangsvormen met mensen met Nederlands als tweede taal, over functionele ongeletterdheid, over communicatie met data en robotica. Er liggen enorm veel kansen op dat gebied, gezien de kennis die we hebben en het multiperspectief dat in het Letteren-systeem zit.

Een paar jaar geleden is de faculteit al begonnen met ‘omdenken’ in het minor-stelsel, door praktijkgerichte vragen te laten beantwoorden door teams van studenten uit verschillende Letterenopleidingen. De opstart van die aanpak heeft last gehad van corona, maar ik verwacht dat we dit jaar voor het eerst goed kunnen zien wat dat in de praktijk oplevert.”

'We zouden in onderwijs en onderzoek nog meer kunnen inspelen op cultuur en interculturaliteit'

Onderzoek

Het afgelopen jaar heeft de faculteit diverse beurzen binnengehaald. “Cultuurwetenschapper Edwin van Meerkerk heeft bijvoorbeeld een Comenius Leadership Fellow-beurs gekregen voor onderzoek naar duurzaamheid in kunstonderwijs in samenwerking met Artez. En voor de sectorplanmiddelen Geesteswetenschappen zijn landelijk thema’s aangewezen waar we blij mee zijn, omdat ze zeer goed passen bij de focusgebieden die we zelf al gekozen hadden: cultureel erfgoed, humane AI, taal & cultuur. Door die middelen kunnen we een impuls geven aan onderzoek en onderwijs op die vlakken en tegelijk iets doen aan de werkdruk. Positief is dat we nu al extra post-docs hebben kunnen aanstellen, dat we komende jaren meer universitair docenten kunnen aanstellen en dat we mensen kunnen laten doorgroeien naar universitair hoofddocent.”

Sanders prijst met name de landelijke solidariteit tussen de faculteiten Geesteswetenschappen en Letteren, maar ze wijst ook op samenwerkingen met andere faculteiten binnen de RU. “Zo hebben wij een hoogleraar AI met een dubbelaanstelling met FNWI. We hopen de komende jaren te zien dat de combinatie taal- en spraaktechnologie vleugels krijgt. Iedereen die wij afleveren die iets weet van taal- en communicatiedata en digitalisering (spraaksynthese, vertaaltools) is op de arbeidsmarkt zeer gewild.

Verder ontwikkelen we samen met het UMC en de FFTR een interfacultaire master Health Care Humanities. In dat vakgebied komt van alles samen: kunst en cultuur, gezondheidszorg, het vergemakkelijken van communicatie en taalbegrip. Op basis daarvan ontdekken we nieuwe oplossingen.”

'Iedereen die wij afleveren die iets weet van taal en digitalisering is zeer gewild'

Verbinden blijft belangrijk

Die samenwerking met de buitenwereld zal steeds belangrijker worden, denkt Sanders. “Voor de toekomst is ons devies: deuren open en verbinden. De toekomst ligt in de interdiscipline. We moeten het zelfbewustzijn behouden dat we een stevige disciplinaire basis hebben die ons geschikt maakt voor multi- en transdisciplinaire aanpakken. Overal is onze kennis en duiding nodig van geschiedenis, van context, van waarom en hoe ontwikkelingen plaatsvinden.”

Ook intern is verbinden het devies. “Inmiddels hebben we een interdepartementele structuur; de elf afdelingen zijn gehergroepeerd tot drie departementen en er wordt tussen opleidingen al veel samengewerkt, bijvoorbeeld in een masterprofilering op het gebied van erfgoedbeleid. De departementsvoorzitters letten er ook op dat nieuwe mensen die ze aannemen op meer terreinen inzetbaar zijn. Maar uiteraard blijven we ook specialisten nodig hebben; dat is een onvermijdelijk spanningsveld.

In het afgelopen jaar zijn we begonnen met strategische personeelsplanning als nieuwe manier van werken binnen HR. Dat vereist monitoring en coaching van iedere individuele medewerker. De verschillende departementen zitten daarin in verschillende fases, maar gemeenschappelijk is dat we proberen voortaan meer te volgen wat iemand nodig heeft om zich te ontwikkelen en wat onze organisatie nodig heeft. Zo kunnen we leiderschap gaan stimuleren en medewerkers beter erkennen en waarderen, of dat nu is door een bevordering of door een verbreding of uitwisseling van taken.”